Stad van Lawaai
STAD VAN LAWAAI
(J.Verminnen)
Wanneer ik ‘s morgens opsta en mijn raam opentrek
Zie ik onder mij op de baan duizende mensen op weg naar hun werk
Propvolle autobussen razen mij voorbij
Met achter de plasticruiten niets dan die vreemde gezichten voor mij
REFREIN
Hee he he hee, ‘k woon in de stad van het lawaai
hee he he hee, ‘k woon in de stad van staal en steen
Met niets dan kouwe muren starend om me heen
met niets dan koele blikken, kris kras tv-antennes kijkend om me heen
Maar op het plein als een oase midden in de grote stad
Daar zitten vogels en pikken uit mijn hand
zeg zie je dat
Daar kom ik weer tot rust en kalmte op een bank
Daar vind ik weer die stilte, die broze stilte waar ik zo naar verlang
Maar nog is de rust niet weergekeerd want pick-ups janken luid
tegen mijn ruit en mijn zenuwen gaan het begeven
Ze houden het niet uit
Sluit de gordijnen, doof uit het licht
ik stop mijn hoofd onder de dekens, doe mijn ogen dicht
Hee he he hee, ‘k woon in de stad van het lawaai
hee he he hee, ‘k woon in de stad van staal en steen
(bis)