Tinneke
TINNEKE
(J. Verminnen)
Ze heeft altijd moeten werken
Wassen, boenen, strijken
Koken, poetsen aan ’t zilverwerk
Nooit haar moeheid laten blijken
Want zo ’n bende rakkers
Gooit de boel vaak overhoop
En alles moet weer even mooi
Als de dag en de baas zich toont
Aan Tinneke, hey Tinneke, Tinneke … (3x)
Nooit keek ze naar een jongen om
Al was er toch die een
Die op een dag vroeg of het echt niet kon
Alleen is maar alleen
Toen schudde ze beschaamd het hoofd
En hij vroeg nooit meer weer
Toch heeft ze vaak op hem gehoopt
vroeg hij nog maar een keer
Hey Tinneke, Oh Tinneke, Tinneke … (3x)